Hieronder vindt je de meest gestelde vragen en de antwoorden daarop. Deze Q&A zal gedurende het proces aangevuld worden.
Waarom gaan het Nationaal Park en Natuurmonumenten aan de slag met begrazing en waarom nu?
De natuur op de kwelder en in de duinen staat onder druk, de doelen worden niet overal gehaald en er is extra aandacht nodig voor begrazing om dat te verbeteren. Dat blijkt o.a. uit een evaluatie van de provincie. Natuurmonumenten is verantwoordelijk voor het natuurbeheer en werkt voor de participatie en communicatie over begrazing samen met het Nationaal Park.
Wat is er gebeurd met het eerdere begrazingsplan?
In 2015 is er al een eerder begrazingsplan gemaakt. Daarvoor is toen een uitgebreid proces doorlopen over begrazing, inclusief excursies naar voorbeeldgebieden buiten Schiermonnikoog. De uitvoering is slechts gedeeltelijk opgepakt, mede door gebrek aan budget en personele wisselingen. Veel kennis en inzichten uit dit plan zullen we opnieuw benutten. Maar het is ook tien jaar geleden en in de tussentijd is de situatie weer iets anders dan toen. Daarom komt er een nieuw plan van aanpak voor de toekomst van begrazing.
Welke doelen gelden er en wie bepaalt de doelen?
Het gaat om Natura2000-doelen in de duinen, waar de provincie Fryslân voor verantwoordelijk is, en om N2000-doelen en Kaderrichtlijn Water-doelen (KRW) op de kwelder, waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is. Natuurmonumenten moet als beheerder van het gebied zorgen dat de doelen worden gehaald. Natuurmonumenten bepaalt dus niet de doelen, op een beperkt aantal eigen doelen voor bepaalde beschermde soorten na. Klik hier voor de bijbehorende documenten over N2000 en KRW.
Waar kan ik meer informatie vinden, hoe kan ik vragen stellen?
Informatie vind je op verschillende manieren:
• De basisinformatie vind je op www.schitterendschiermonnikoog.nl/begrazing
• Bij aanvullende vragen, mail je naar info@schitterendschiermonnikoog.nl
• Op 27 januari is er een informatieavond over begrazing
• Er is een wekelijks open inloop uur, elke maandag van 11.00-12.00 uur in Het Baken (m.u.v. vakanties) met Tom den Boer, onafhankelijk procesleider.
Hoe worden bewoners, bezoekers en bedrijven betrokken bij begrazing?
Bewoners, bezoekers en bedrijven kunnen informatie krijgen en hun inbreng leveren op verschillende manieren (zie vorige vraag). Er zullen een paar bijeenkomsten zijn voor betrokkenen die worden aangekondigd in de Dorpsbode en via de website van SchitterendSchiermonnikoog. De boeren, FREEnature en de ruitervereniging worden vooraf al geïnformeerd, omdat ze nu al dieren laten grazen op terrein van Natuurmonumenten. Ook andere belanghebbenden kunnen op die manier in gesprek komen, bijvoorbeeld hondenbezitters, andere recreanten, etc.. Tijdens elke stap kunnen belanghebbenden hun aandachtspunten meegeven aan de procesleider, Tom den Boer. Vragen kunnen op deze avonden worden gesteld, maar ook tussendoor, tijdens het wekelijkse inloop uur. Al deze inbreng zal Natuurmonumenten verwerken tot een concept plan van aanpak, dat weer met bewoners en het overlegorgaan van het Nationaal Park wordt besproken. De inzichten daarvan zijn weer belangrijk voor het definitieve begrazingsplan voor Schiermonnikoog.
Op 27 januari is de startbijeenkomst over begrazing in De Stag (20-22 uur).
Waarom gaat Natuurmonumenten niet eerst om tafel met Free en de Boeren?
Met de 7 agrarische ondernemers heeft individueel al een gesprek plaatsgevonden, evenals met FREE Nature. Omdat zij al lang dieren laten grazen op de terreinen van Natuurmonumenten, is het belangrijk dat ze al aan de voorkant hun kennis, vragen en aandachtspunten kunnen inbrengen.
Waarom is het voorstel van de boeren nog niet overgenomen?
De agrarisch ondernemers hebben in september 2024 een eerste voorstel voor begrazing gepresenteerd via hun stichting Boerenbelang. Het voorstel mist nog essentiële informatie, die eerst door Natuurmonumenten en de overheden (provincie, RWS) op een rij moet worden gezet. Hierover is inmiddels uitgebreid overleg geweest met de individuele boeren.
Waarom zet Natuurmonumenten grote grazers in?
Grote grazers helpen om verruiging van de vegetatie in het duin en op de kwelder terug te dringen. Ze zorgen met hun gedrag en gewicht voor open plekken, waar zand en stuivend duin weer een kans krijgen. De mest zorgt voor vele insecten die weer bijzondere vogels aantrekken. De afgelopen decennia is een groot deel van het duingebied vol gegroeid met stekelige struikgewassen als duindoorn en braam. Door deze dichte en hoge begroeiing verdwijnt het bijzondere karakter van het open duinlandschap, verdwijnen de stuivende plekken (‘de blanke top der duinen’), en daarmee verdwijnen ook de bijbehorende kwetsbare en bijzondere planten, vogels en vlinders van het eiland. Wandelaars hebben ook last van deze begroeiing. Interessante struingebieden van het eiland zijn steeds minder toegankelijk, terwijl het vrij zwerven door de natuur van Schiermonnikoog één van de toeristische pijlers van het eiland is.
Waarom verruigen het duin en de kwelder de laatste jaren zo?
Er zijn verschillende oorzaken.
1. Het effect van zout, zandindringing en golfslag is sterk afgenomen op de kwelder sinds de aanleg van de Stuifdijk circa 1970. Hierdoor is de kwelder veel minder dynamisch en is de kwelder ‘verzoet’. Dat zorgt bijvoorbeeld voor rietgroei en andere vegetaties die de kwetsbare, zilte gewassen verdringen. Hierdoor verhoogt de kwelder sneller dan vroeger, omdat er vroeger af en toe door een storm vanaf de Noordzee weer wat afgeschaafd werd.
2. Tegelijkertijd is sinds 1980 de stikstof neerslag uit de lucht sterk toegenomen. Stikstof bevordert bepaalde plantensoorten die zorgen voor verruiging, ten koste van kwetsbare plantensoorten die gedijen bij minder voedselrijke omstandigheden. Grotere soorten die profiteren van stikstof zijn bijvoorbeeld meidoorn, brandnetel, braamstruwelen en duindoorn. Kleinere soorten die profiteren van stikstof zijn bijvoorbeeld duinzegge en dauwbraam. Stikstof werkt als een meststof en niet alle planten kunnen daar goed tegen.
3. Daarnaast zijn enkele decennia geleden de stuivende plekken in de duinen juist beplant met bomen en helmgras om het stuiven te voorkomen, met de gedachte om de kust te versterken. Dat bos staat er nu gewoon, vooral met Corsicaanse dennen.
4. In dezelfde periode is de konijnenstand volledig ingestort door myxomatose en andere ziekten. Konijnen kunnen uiterst effectief zijn in het openhouden van vegetaties als ze met voldoende aantallen voorkomen. Als een gebied eenmaal te ruig is, kunnen konijnen dat niet meer herstellen en zijn andere maatregelen nodig. De konijnen zitten nu nog op de groene grasvelden van de bungalowparken en verspreid in kleine populaties in de duinen en op de kwelder.
Wat kan Natuurmonumenten doen tegen verruiging?
Om de sterk verruigde begroeiing terug te dringen en meer openheid te creëren zijn er verschillende maatregelen die Natuurmonumenten nu inzet.
1. Er is een vrijwilligersgroep bezig met het trekken van berkjes en andere jonge opslag.
2. Maaien van verruigde vegetaties helpt soms ook maar dan moet het wel ieder jaar worden gedaan of het moet opgevolgd worden met begrazing. Maar niet alle plekken kunnen gemaaid worden: sommige plekken zijn te nat en ook op veel duinen kunnen maaimachines niet komen.
3. Er worden ook grote en kleinere grazers ingezet, zodat er over enige tijd weer voldoende jong gras in de duinvalleien groeit. Met als verwachting dat de konijnen profiteren en weer in grotere aantallen kunnen terugkeren in de duinen.
4. Andere maatregelen zijn bijvoorbeeld plaggen waarbij de de hele vegetatie in zijn geheel wordt verwijderd tot op het zand. Dit zorgt weer voor openheid en stuifzand waar kwetsbare planten en dieren van profiteren. Maar dit vraagt permanent onderhoud vanwege de grote stikstof neerslag uit de lucht.
5. Tot slot denken de overheden (provincie en Rijkswaterstaat, Wetterskip en Natuurmonumenten) ook na over herstel van meer dynamische natuur. Bijvoorbeeld door een kerf in de Stuifdijk, zodat zoutwater dieper in de kwelder kan indringen. Dat zorgt voor tegengaan van berkengroei en andere struiken en bramen.
Er worden nu toch goede resultaten behaald met maaibeheer in de duinvalleien? Waarom is dat niet voldoende?
De floristisch zeer waardevolle duinvalleien hebben onze speciale aandacht. Door zeer intensief maaibeheer hebben we voorkomen dat bomen en struiken op deze plekken een kans kregen. De begrazing is minder intensief dan het maaibeheer, waardoor de kans bestaat dat de valleien bij het stopzetten van het maaien ruiger zullen worden. We zullen duinvalleien daarom voorlopig blijven maaien om te voorkomen dat deze plekken dichtgroeien
Maar op veel plekken kan een maaimachine niet komen, bijvoorbeeld omdat het te stijl is, of te nat of niet bereikbaar voor machines. Soms is begrazing effectiever. Grazende dieren hebben een ander effect op planten dan maaien. Bij maaien haal je alle planten in één keer weg. Ook speelt een rol dat het met de grote stikstof neerslag permanent inspanning vergt en maatregelen snel weer tenietgedaan worden door ruigte vegetatie die daar goed op groeit. Dit maakt dat maaien intensief en kostbaar is als middel om de kwetsbare en bijzondere planten en dieren te behouden. Bomenopslag is slecht te maaien en alleen met hele zware machines die de bodem beschadigen en op veel plekken niet kunnen komen. Maaien helpt ook niet om stuifzand weer te bevorderen. Natuurmonumenten probeert de aanwezigheid van machines in het veld tot een minimum te beperken. Het maaien van het hele duingebied zou betekenen dat je van eind juli tot begin oktober dagelijks het geronk van machines zou horen.
Waarom is uitbreiding van het begrazingsgebied nodig?
De conclusie van experts in opdracht van de provincie Fryslân [doc] is dat de begrazing niet intensief genoeg is toegepast afgelopen 10-20 jaar en dat de unieke resultaten waar begrazing voor zorgt, meer aandacht verdienen. Uit de gebieden waar begrazing plaatsvindt, blijkt dat grazers ook echt zorgen voor een positief effect op de natuur. Mits goed ingezet uiteraard. Begrazing is één van de andere maatregelen van Natura 2000 om het duinlandschap weer open en dynamisch te krijgen. Door verschillenden soort grazers in te zetten ontstaat er een mozaïek van hoge en lage vegetatie. Samen herstellen ze het leefgebied voor dieren en planten die de afgelopen decennia op Schiermonnikoog verdwenen zijn. Het betreft hier de bijzondere soorten als de duinparelmoervlinder, de blauwe kiekendief, de tapuit, de honingorchis, het rozenkransje, de kleverige reigersbek en duinviooltjes. Veel van deze soorten staan op de rand van uitsterven. De bijzondere natuurlijke dynamiek op Schiermonnikoog heeft alles in zich om mede met hulp van de grazers zich weer te herstellen en zo deze soorten te beschermen.
Waar komt dan extra begrazing, welke gebieden?
Dat is nog niet bekend nu, dat wordt nog uitgewerkt in het concept plan van aanpak. Dat is naar verwachting in april als eerste concept beschikbaar.
Wanneer gaat de uitvoering plaatsvinden?
De uitvoering start zoals het er nu uitziet in januari 2026. In het najaar van 2025 wil Natuurmonumenten tot afspraken komen met mogelijke uitvoerder(s). Om dat te kunnen doen is het streven dat er vóór de zomervakantie een vastgesteld begrazingsplan voor Schiermonnikoog ligt.
Waarom grote grazers en niet gewoon schapen en geiten?
Grote grazers doen dingen in het veld die kleinere grazers niet kunnen. Vooral runderen kunnen ruigere vergraste vegetaties terugdringen en de bodem open werken door hun gedrag en gewicht. Dat zorgt dat kwetsbare planten weer meer ruimte krijgen om op te komen en te groeien. Het zorgt dat stuifzand weer een kans krijgt. Grote grazers, zowel runderen als paarden, maken ook allerlei looppaden in gebieden met dichte stekelige struiken zoals meidoorn en duindoorn en braamstruweel. Er ontstaat langzaam openheid en afwisseling tussen deze struiken en open plekken ertussen. Dat heeft tijd nodig. Maar bijvoorbeeld schapen beginnen daar niet aan. Deze paadjes kunnen daarna ook gebruikt door wandelaars, waar dit soort plekken anders ondoordringbaar zijn (voor normale mensen).
Waarom zet Natuurmonumenten geen konijnen uit?
Het uitzetten van konijnen op Schiermonnikoog lijkt misschien een logische oplossing om te helpen bij het openhouden van de duinen, maar er zijn verschillende redenen waarom dit niet zomaar gebeurt.
• Ziekten en sterfte onder konijnen: Konijnenpopulaties in Nederland worden al jarenlang zwaar getroffen door ziektes zoals myxomatose en het RHD-virus. Hierdoor is het lastig om een duurzame konijnenpopulatie op te bouwen, zelfs als ze opnieuw zouden worden uitgezet.
• Natuurlijke balans en risico op verstoring: Natuurmonumenten en andere natuurorganisaties streven ernaar om natuurlijke processen te ondersteunen zonder al te veel ingrepen. Het uitzetten van konijnen zou de balans kunnen verstoren, zeker als ze in grote aantallen zouden worden geïntroduceerd.
• Gebrek aan geschikte leefomgeving: De dichtgegroeide duinen bieden onvoldoende geschikte omstandigheden voor konijnen. Ze hebben open zandige gebieden nodig om te graven en te schuilen, en deze plekken worden juist steeds schaarser door de vegetatieontwikkeling.
• Wet- en regelgeving: Het uitzetten van dieren valt onder strikte regelgeving. Er moeten gedegen ecologische studies en vergunningen aan te pas komen om te bepalen of een herintroductie verantwoord is. Dat proces is tijdrovend en niet altijd succesvol.
Door het inzetten van beheermaatregelen, zoals begrazing met schapen, runderen of paarden, of het actief verwijderen van bomen en struiken zorgt Natuurmonumenten voor de terugkeer van een geschikt habitat voor het konijn. Hiermee wordt een impuls gegeven aan de bestaande populatie.
Zolang er nog konijnen aanwezig zijn op het eiland is het volgens konijnenexperts beter om eerst bestaande populaties met elkaar te verbinden. De konijnen op het eiland zijn geheel aangepast aan het schrale duindieet. Het is de vraag of konijnen van elders dat ook zijn. Het gevaar bestaat dat het introduceren van nieuwe konijnen de konijnenstand verder verzwakt in plaats van versterkt. Bovendien bestaat het gevaar dat de konijnen die uitgezet worden in een gebied dat niet geschikt is door stress en honger doodgaan.
Wat gaat er gebeuren met de bestaande kudde?
Het is niet zo dat de dieren ‘weg moeten’. Er is wel noodzaak tot een goed plan van aanpak voor de toekomst waarin wordt bekeken wat de rol is van begrazing en hoe we omgaan met de bestaande kuddes. Dat wordt uitgewerkt in het begrazingsplan dat in juni volgens verwachting gereed is en vervolgens vastgelegd in de afspraken met uitvoerders najaar 2025. Tot die tijd blijven de bestaande kuddes jongvee van de boeren, de paarden van de paardenvereniging en andere dieren van FREE Nature en Natuurmonumenten zelf, gewoon in het gebied lopen.
Wat voor dieren worden ingezet? Koeien van de boeren of verder met wilde soorten?
De dieren die worden ingezet, moeten geschikt zijn om zich buiten te redden, ook bij het lammeren of afkalven. Ook in de winter als voedsel schaarser is en bij kou, regen en natte omstandigheden. Bijvoeren van dieren in de natuur is, uitzonderlijke situaties daargelaten, niet toegestaan. Ook is het belangrijk dat de dieren uiterst vriendelijk (terughoudend) zijn naar mensen en dat ze niet (of zo min mogelijk) reageren op bijvoorbeeld (loslopende) honden. Er zijn ook strikte eisen aan medicijngebruik in natuurgebieden omdat veel medicijngebruik zorgt voor grote schade aan insecten voor wie het gebied juist is bedoeld. De grazers die worden ingezet moeten tegen een stootje kunnen en eigenlijk kunnen gedijen zonder medicijnen. Dat verschilt heel erg per ras. Kortom, voor deze klus zoeken we dieren die goed zijn in natuurbegrazen en dat is op veel vlakken geheel anders dan een normaal weiland met een stal.
Grote grazers poepen. Zorgen ze dan niet juist voor extra bemesting van het natuurgebied?
Grote grazers poepen inderdaad. Maar daarnaast eten ze heel veel gras en takken. Een deel van deze planten verandert in poep, maar een groot deel gebruiken ze om te bewegen, warm te blijven en te groeien. Uiteindelijk verdwijnen zo veel voedingstoffen die in de bodem aanwezig zijn uit het systeem. Als je begraast zonder de dieren bij te voeren zal de grond uiteindelijk iets voedselarmer worden.
Is er niet een groot risico dat de koeien voor meer verstoring van broedende vogels zorgen?
Grote grazers kijken meestal niet al te goed uit waar ze lopen. Ze kunnen dan ook zomaar boven op een nest gaan staan. Vooral grondbroeders kunnen nadeel hebben van (intensieve) begrazing. Met 1 dier op 7 hectare is de graasdruk echter heel laag. De kans dat een rund op een nest gaat staan is dan ook klein. We zullen de gevolgen van de begrazing voor de broedvogels goed in de gaten houden. Dit is ook een belangrijk punt voor in het plan van aanpak. Het kan bijvoorbeeld betekenen dat je een bepaald gebied met bijzondere grondbroeders pas na het broedseizoen begraast.
Worden de mooie planten niet opgegeten of betrapt?
Je kunt grote grazers niet uitleggen welke planten ze wel en niet mogen eten. Er zullen dus ongetwijfeld ook zeldzame planten opgegeten worden. Op andere plekken zal er juist door het graaswerk van de runderen geschikt groeigebied voor dezelfde bijzondere planten ontstaan. Er is heel veel bekend op Schiermonnikoog en met kennis van elders over wat grazers voor positieve effecten hebben en wat de punten zijn waar je extra op moet letten. Op grond daarvan weten we dat de begrazing voor de flora uiteindelijk positief uitpakt als begrazing op een zorgvuldige manier wordt ingezet. Dit is een belangrijk punt in de evaluatie van de huidige en toekomstige begrazing.